Het beeld van rotsplanten die uit spleten in de rotsen groeien is sterk uitvergroot, door een lange ‘spleet’ aan te brengen in het terras/de keermuur. Deze wordt in tweeën geknipt door de trap, zodat je hier tussen de beplanting door afdaalt. De beplanting is afgeleid van de planten die je in de bergen aantreft: lupine, monnikskap, geranium, lelies, vingerhoedskruid….
Aan de boszijde heeft het gazon geen duidelijke grens, het gras gaat geleidelijk over in de onderbegroeiing van het bos.
Een veelvoorkomende boom in de tuinen in deze omgeving is de walnoot. Deze krijgt een eigen plek in het gras door een laag keermuurtje als een kleine verwijzing naar het terras.
Op de grens met de buren is de gebogen lijn geen keermuur maar een beukenhaag. De haag staat vrij in de ruimte, en is zo opgesteld dat hij het terras afschermt van de blikken van het appartementengebouw. Bovendien vormt hij samen met de walnoot de voorgrond voor het uitzicht op de besneeuwde bergtoppen vanuit de patio.
De pergola wordt begroeid door klimroos en blauwe regen en in de patio komen plantenbakken van waaruit de klimplanten kunnen groeien.