De tuin wordt een omsloten kamer, doordat een drietal houten wanden (en een vierde die de tuin onderverdeelt) de tuin deels omgrenzen. De hoge coniferenhagen in de buurtuinen en de bomen erachter vormen een tweede wand verder weg, waardoor de diepte van de tuin moeilijk in te schatten wordt.
In de houten wanden is een onderscheid aangebracht in hoge (2,20 m) wanden van aaneengesloten ongelakte planken, die in de loop van de tijd vergrijzen, en lagere (1,80 m) halftransparante wanden van fluweelrood (RAL 3004/3005) gelakte planken, overeenkomend met de bladtinten van de wingerd en de bloempluimen van de fluweelboom. De hoge wanden staan op de erfgrens, de lagere rode wanden loodrecht daarop. De aansluiting van de hoge wanden met de bakstenen mren van het huis wordt gemaakt door een 1,80 m hoog intermediair vlak van aaneengesloten roodgelakte planken, die een kleine verspringing maken.